You are here

Integratieve Kritische Psychotherapie. Het Zon-Maan model.

Integratieve Kritische Psychotherapie. Het 'Zon-Maan Model'
Thesis ingediend door Isa Deschuyteneer
tot het behalen van het Diploma Psychotherapeut volgens het model van de Integratieve Psychologie.

2 oktober 2010
aan de Academie voor Integratieve Psychologie
Gent - Antwerpen - Koekelare.

Geboorte 'Zon-Maan-Model'
Optimaal groeien als
gras op een open veld
bloemen elk op hun plek
bomen waar zij settelen
in onze Natuur
onze Cultuur

Elke seconde
elke minuut
elk uur
elke dag
elke keer opnieuw
is het hetzelfde en toch anders
het verloren lopen in het Gelukkig zijn of niet

De Harmonie
het Geloof vinden in jezelf
je Sociaal zelfvertrouwen - Fundamenteel zelfvertrouwen
je Buitenkant - Binnenkant
je Lichaam - Psyche
je Zon - Maan

De Uitdagingen
de Integratie
aangaan van onze dagelijkse Realiteit nu
zonder onze Dromen te verliezen van morgen

Ons Waarnemen, Denken, Voelen en Handelen
zijn als de Zon en de Maan in elke mens
elke Dag opnieuw schijnt de Zon
elke Nacht opnieuw de Maan

Isa Deschuyteneer

INHOUDSTAFEL

I. INLEIDING
II. THEORIEËN
II.1. Integratieve Psychologie (IP)
II.1.1. De functioneringswijzen
II.1.2. Het Sociaal Ontwikkelingsproces
II.1.3. De Niveau's van psych(iatr)isch functioneren
II.1.4. De tekst van het Constructieve Denken
II.2. Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx (KOH)
II.2.1. De theorie
II.2.1.1. Het Tetraëdermodel van het gedragssysteem
II.2.1.1.1. Vier Basisfuncties
II.2.1.1.2. Vier Kernsystemen (A, T, F, D) -- > elk onderverdeeld in drie deelsystemen
II.2.1.1.3. Een Kringproces bestaat uit 4 fasen
II.2.1.2. Het Piramide model van de Leefwereld
II.2.1.2.1. De 4 leefwerelden, Sferen
II.2.1.2.2. De 3 aspecten van
II.2.1.3. De Structurele koppeling = motor van Leven - Kennen - Voelen - Handelen.
II.2.2. Praktognositisch perspectief
II.2.2.1. corpo-structuurele toewending en veldstructuur = Motorische - Cognitieve ontwikkelingsstadia
II.3. Integratie van IP en KOH tot Integratieve Kritische Therapie (IKP), het 'Zon-Maan-Model'
III. IN DE PRAKTIJK
III.I. Casus J.
III.2. Casus C.
IV. BESLUIT
V. DANKWOORD
VI. LITERATUURLIJST
VI. 1. Boeken
VI. 2. Links

I. INLEIDING

Deze thesis is een schriftelijke integratie van mijn ervaringen, voorgaande opleidingen en huidige opleiding tot integratieve psychotherapeut, psychanagoog.

Met als basis de bachelor in de gezinswetenschappen en counselor in eigen praktijk, is de Academie voor Integratieve Psychologie voor mij de ideale plaats om me theoretisch te scholen en / vaardigheden aan te leren om te groeien tot integratieve psychotherapeut.
Ik hoef mijn opgebouwde inzichten, kennis en vaardigheden uit vorige opleidingen niet overboord te gooien. Integendeel, het biedt me de kans om alles in één geheel te gieten, te integreren.
Het is mijn bedoeling mensen optimaal te laten groeien binnen hun mogelijkheden en beperkingen, wetende dat beperkingen tijdelijk of definitief kunnen zijn, het groeien nooit stopt, ons leven nooit af is.

De titel van dit werk is vooral een samenbrengen van de Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx (KOH) en Integratieve psychologie (IP).

Als begeleidster van kinderen en ouders kijk ik steeds gefascineerd toe hoe baby's, kinderen en ouders elkaar stap voor stap leren kennen, hoe ouders met hun kind omgaan, hoe kinderen zich niet enkel psychologisch maar ook fysiologisch ontwikkelen. Door gedurende 25 jaar dagelijks te werken met kinderen en ouders, ontdekte ik dat kinderen reeds heel vroeg vaardigheden ontwikkelen die hun eigen welbevinden en betrokkenheid ten goede komen. Ik ontdekte dat kinderen van een afhankelijk symbiotisch klein mensje tot een volwaardig zelfstandig, genitaal mens kunnen groeien. Het boeiende is dat elk klein mensje op zijn eigen manier groeit binnen de context van het gezin en onze westerse wereld. Ik ontdekte dat verschillende kinderen uit hetzelfde gezin toch verschillend opgroeien; hun eigen karakteristieken opbouwen, hun eigen persoonlijkheid ontwikkelen en hoe dat ouders soms worstelen met het ene kind terwijl het andere kind als vanzelf opgroeit en bloeit.
Ik ontdekte dat het ene kind wel tot echte zelfrealisatie komt en andere kinderen niet.

Om optimaal te kunnen groeien als mens is het belangrijk om te kunnen ontwikkelen in een omgeving waar aan verschillende voorwaarden wordt voldaan. Zo dienen ouders bijvoorbeeld adequaat sensitief en responsief te reageren op de signalen van hun baby of kind. Ouders vinden de behoefte van hun kind aan voeding, verzorging, slaap, ruimte, ondersteuning, bescherming, afgrenzing bijvoorbeeld heel normaal.

Waar veel ouders en anderen zich niet (of minder) van bewust zijn is dat elk mensenkind zich ook ontwikkelt op fysiologisch niveau. "Dit is niet waar", zul je zeggen, "we weten allemaal dat een kind van bij de geboorte onaf is, alleen maar kan liggen en afhankelijk is van volwassenen tot het uiteindelijk zelf rechtop kan stappen op twee voeten". Elke mens die geen fysieke beperkingen heeft zal zich op het fysiologisch niveau automatisch ontwikkelen, dit is eigen aan het menselijke ras. Juist, maar ben je je er van bewust dat dit kleine wezentje reeds van in de wieg vanuit zijn lichaam kan groeien tot een zelfbewust, zelfstandig wezen met een goed fundamenteel zelfvertrouwen en een goed sociaal zelfvertrouwen?

Een klein voorbeeldje: een baby ligt op het tapijt met voldoende ruimte om zich heen en ziet een interessant speeltje liggen. Het mensje wil zich draaien van zijn rug op zijn buik om tot bij het speeltje te geraken. Het lukt hem niet en hij huilt (frustratie). Wat doe je als ouder? De verleiding is groot om je baby te gaan 'redden'; hem troostend toe te spreken en op zijn buik te draaien (of het speeltje in zijn handen te geven) zodat hij stopt met huilen.
Of ga je de baby troosten, empathisch reageren, toespreken, oogcontact maken om hem zo verder aan te moedigen (waardoor het huilen stopt) en aan te sporen om zelf tot buiklig te komen zodat hij zelf het speeltje kan nemen? En als het gelukt is, zul je hem dan toejuichen, aaien, knuffelen voor zijn overwonnen frustratie tot zelfrealisatie?

Hier begint reeds heel vroeg de groei van fundamenteel zelfvertrouwen via het lichaam, in een beschermende omgeving.
Indien je een kindje steeds in een babystoeltje zet en nooit op zijn rug laat liggen op de grond of in een park, dan zal het deze lichamelijke ontwikkeling niet aanleren. Het kind zal het eigen lichaam, en zo zijn eigen begrenzingen, niet leren overstijgen en niet leren dat het iets op eigen krachten kan realiseren ondanks dat iets niet altijd vanzelf gaat.

Dit mensje zal fundamentele stappen overslaan waardoor hij op een andere manier copingstrategieën zal ontwikkelen om toch maar rechtop te kunnen lopen. We doorlopen als mensenkind best bepaalde lichamelijke schema's, ieder op ons eigen tempo. Indien we een kind forceren om zelf tegen de zwaartekracht van onze wereld in te gaan of sneller te gaan dan zijn eigen fysiologische lichaam aankan, dan zal het zich star en onveilig ontwikkelen in de verdere levensloop. Het leert zo dat de mensen in zijn omgeving hem geen gepaste adequate veiligheid bieden, om op eigen tempo te kunnen groeien en bloeien. Of het kind leert dat hij geen onafhankelijk mens kan worden, dat hij altijd anderen nodig heeft.

Lichamelijke ontwikkeling en psychologische ontwikkeling gaan hand in hand. Vandaar dat voor mij deze twee fundamentele theorieën en vaardigheden, IP en KOH, onlosmakelijk met mekaar verweven zijn.
Het 'Zon-Maan-Model', de Integratieve Kritische Therapie (IKT), is geboren.
Het 'Zon-Maan-Model' wordt in Centrum Zon-Maan vzw gebruikt in therapie zowel bij kinderen als bij volwassenen. In deze thesis beperk ik me tot mijn praktijk met kinderen.

II. THEORIEËN

II.1. Integratieve Psychologie (IP)
De opleiding tot Integratief Psychotherapeut is ontstaan en gegroeid uit de inzichten die dokter Kris Roose heeft opgedaan tijdens bijna 40 jaren praktijkervaring.
“Twee strevingen sproten hieruit voort: vooreerst een poging om in zijn psychotherapieën steeds meer te evolueren naar het aanleren van "levenstechnieken" i.p.v. het behandelen van ziekten, en anderzijds een poging om stapsgewijs te komen tot de formulering van een theoretische synthese tussen de onverzoenbare psychologische scholen. Deze synthese van inzichten noemde hij zelf "integratie", ter onderscheiding van de term "eclecticisme", waarmee een oppervlakkige vermenging van psychotherapeutische technieken werd bedoeld. Daartoe nam hij bewust deel aan diverse opleidingen, trachtte de werkzame elementen die hij hierin meende te onderkennen in een aangepaste vorm in te bouwen in zijn psychotherapieën, en intussen een "geïntegreerd" theoretisch kader uit te bouwen op basis van zijn ervaringen in opleiding en zelf gegeven therapieën, en van de gegevens uit de literatuur.”http://psy.cc/0500

Aangezien ik niet alle theorieën van dokter Kris Roose kan overlopen in deze thesis, zet ik de voor mij drie belangrijkste modellen plus de tekst van 'het constructieve denken' in het licht.

II.1.1. De functioneringswijzen
Zie wetenschappelijke teksten van de Academie voor Integratieve Psychologie: document 4850 op 
https://docs.google.com/View?docid=ajkpjkn5qh5j_588dqvrfq

Dokter Kris Roose hanteert o.a. het model van de functioneringswijzen,(op basis van Freud): de wijze waarop een mens op een bepaald moment functioneert. 
Dit kan in een gezinscontext anders zijn dan in een werkcontext, en nog helemaal anders als we onder vrienden zijn, ...

Als mens doorlopen we, in de ontwikkeling van kind tot volwassene, meerdere malen in ons leven deze fasen. Eens volwassen, blijft ons persoonlijk functioneren gebaseerd op dezelfde principes. Echter, niet elke volwassene bereikt de "Echte zelfrealisatie".

We kunnen dit vectorieel weergeven en dit schema verder indelen in een vijftal/zestal subgebieden. De kans is groot dat een mens zich ergens in zo’n gebied bevindt:

II.1.2. Het Sociaal Ontwikkelingsproces
Zie wetenschappelijke teksten van de Academie voor Integratieve Psychologie: document 7000 op
https://docs.google.com/View?docid=ajkpjkn5qh5j_906hq5wt2
Een groep mensen die samenwerken en/of -leven doorlopen typisch een reeks stadia. Men vindt dit zowel kleinschalig (gezin, vriendenkring) als grootschalig (land, wereld) terug.

II.1.3. De Niveau's van psych(iatr)isch functioneren
Zie wetenschappelijke teksten van de Academie voor Integratieve Psychologie: document 5206 op
https://docs.google.com/View?docid=ajkpjkn5qh5j_1295cf48f5

Boven het symptoomniveau kan men nog de eenmalige gedragingen situeren, die eerder beïnvloed zijn door de concrete situatie (bv. reclame, verleiden, overtuigen), en niet zo sterk berusten op dieperliggende processen.


II.1.4. De tekst van het Constructieve Denken
Zie wettenschappelijke teksten: https://docs.google.com/Doc?id=ajkpjkn5qh5j_182d2wdhd

Deze tekst van het constructieve denken is geschreven door dokter Kris Roose in 1978.
Meerdere malen heeft hij gepoogd om deze te verbeteren maar telkens weer blijft deze tekst de krachtigste.
Het is een 'toepassing' hoe we ons onbewuste bewust kunnen beïnvloeden.
Hoe we in onszelf de kracht kunnen vinden om gelukkig te worden en te blijven.
Het is als een bijbeltekst, je hebt hem steeds in je achterhoofd of neemt hem ter handen.
Velen kennen de tekst uit het hoofd en/of hebben deze tekst op strategische plaatsen liggen.
Zowel in moeilijke momenten als in succeservaringen wordt er aan, de tekst van het constructieve denken, gedacht of ter handen genomen om hem te lezen, op te zeggen.

(De tekst van het) CONSTRUCTIEF DENKEN
Kris ROOSE, 1978

De tragiek van vele mensen ligt in het feit dat zij diep in zich over het vermogen beschikken gelukkig te worden, doch daar niet in slagen. Hun rendement ligt ontstellend laag, en mislukkingen, spanningen, en alle vormen van conflict en ontmoediging zijn daar het onontkoombaar gevolg van.

Nochtans kunnen wij allen slagen in dit leven, en de grootste prestaties en het diepste geluk bereiken. Het volstaat het geheim te ontdekken van die mensen die schitterend slaagden, en ons vervolgens hun persoonlijkheidstrekken eigen te maken.

Als wij die gelukkige mensen bestuderen, dan zien wij dat zij de grootste rem op hun verwezenlijkingen weggenomen hebben, en vervangen door een krachtige motor. Die rem zowel als die motor zitten in ons onbewuste. Het onbewuste is het geheel van opvattingen en associaties die onze gedachten en ons gedrag voortdurend bepalen. Het is onze fundamentele mentaliteit die, wanneer zij defensief is, ons leven banaal houdt, en als zij constructief is, ons doet groeien naar de hoogste toppen.

De tragiek zit hierin dat de meeste mensen denken dat het onbewuste onbeïnvloedbaar is, zodat zij daar levenslang het slachtoffer van blijven, en na vele mislukkingen dan ook gaan denken dat het geluk voor hen onbereikbaar is.

Doch zij die het beu zijn op die manier te blijven sukkelen, beginnen met die defensieve mentaliteit om te zetten in een constructieve. De enige manier om ons onbewuste te beïnvloeden is positieve gedachten te blijven herhalen in onze verbeelding, en ons van ons doel steeds bewuster te maken. Zo ontstaan in ons vijf krachten, die onweerstaanbaar leiden tot het geluk, op voorwaarde dat zij samen aanwezig zijn.

Onze eerste kracht is het geloof. Ik geloof dat ik al mijn diepste verlangens kan verwezenlijken, en alle nodige vaardigheden daartoe kan aanleren. Geloof is de zekerheid voor het bewijs werd geleverd. Het berust op het feit dat de hele mensengeschiedenis door, er steeds zaken zijn gebeurd die de stoutste verwachtingen overtroffen, en dat nog niemand, wanneer hij echt in zichzelf heeft geloofd, zijn eigen grenzen heeft bereikt. Als de anderen het kunnen, kan ik het ook. Eerst geloven en dan zien is de leuze waarmee de grootste wonderen werden verricht. Er bestaat geen chance of tegenslag, en evenmin begaafdheid of spontane bekwaamheid. Iets kunnen, is altijd de vrucht geweest van steeds weer proberen en het telkenmale beter doen. Nooit meer zal ik zeggen: "Ik weet het niet" of "Ik kan het niet". Want als we zo denken dan is een ding zeker: we zullen het nooit weten en we zullen het nooit kunnen. Er is geen andere mogelijkheid.

Onze tweede kracht is de durf. We moeten de gewoonte hebben op een vooraf bepaald moment aan ons besluit te beginnen, ook al zijn we de eersten, en al lijken de risico's groter dan ooit tevoren. Voortdurend tracht ons onbewuste ons te overtuigen dat het nog veel te vroeg is, en dat we nog alle tijd hebben. Wij stellen de start uit, omdat we zogezegd nog niet over alle informatie beschikken. Nochtans is het onmogelijk alles vooraf te weten. Immers, we moeten voorbij de eerste bocht zijn, om de tweede bocht te kunnen zien. Durven beginnen is voor de helft geslaagd zijn, en kunnen kan alleen door proberen.

Onze derde kracht is het doorzettingsvermogen. Het doorzettingsvermogen is een gewoonte die gemakkelijk wordt aangeleerd, en die hierin bestaat dat wij onze eigen en vrijwillig gevormde beslissingen altijd tot het einde toe verwezenlijken. Ons doorzettingsvermogen is onze grootste kracht, en als we die beginnen te ondermijnen, brengen we onszelf de doodsteek toe. Als we vooraf niet zeker zijn dat een bepaalde methode de goede is, dan moeten we in ons project evaluatiemomenten voorzien. Doch zolang zo'n evaluatiemoment niet is bereikt, mogen we nooit opgeven.

Onze vierde kracht is de constructieve zelfkritiek waarmee we onze mislukkingen analyseren. Mislukkingen zijn onvermijdelijk, maar nooit een bewijs van onvermogen of onbereikbaarheid. Ze zijn enerzijds de bevestiging van het feit dat we de moed hadden iets te proberen, en anderzijds een onschatbare bron aan inzicht, zelfkennis en zelfverbetering. Een mislukking is steeds een spoorslag in de goede richting. Analyseren betekent net zolang onderzoeken tot wanneer we factoren vinden die binnen ons bereik liggen. Een mislukking is altijd onze fout, zolang we de oorzaak buiten ons situeren zijn we machteloos en verloren.

Onze vijfde kracht is kunnen genieten, kunnen opgaan in al het mooie dat wij hebben gekregen en dat wij zelf hebben gerealiseerd, zonder ons daarbij te ergeren aan onvolmaaktheden. Het geluk ligt niet in de volmaaktheid, maar in het besef ernaar te groeien. Dit geluksbesef is de energiebron voor de volgende grootse prestatie.

De vraag kan gesteld worden waarom ons onbewuste zo'n blok aan ons been is. Het antwoord is eenvoudig: het heeft spontaan de neiging meer rekening te houden met de gevolgen op korte termijn dan met de gevolgen op lange termijn, en voor elke mislukking een sussende verklaring te vinden. Zolang wij ons onbewuste niet hebben heropgevoed, zal het ons in de verkeerde richting blijven duwen.

Deze nieuwe ideeën gingen in het begin gepaard met een zeker scepticisme. Maar naarmate ik vorderingen maakte, begon ik mij te realiseren dat ook ik, net als anderen, het geluk kan bereiken waarvan ik droom. En meteen besefte ik dat dit scepticisme de laatste stuiptrekking was van mijn defensieve mentaliteit. Nu weet ik dat de sleutel tot het geluk constructief denken is.

II.2. Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx (KOH)

De opleiding tot KOH is ontstaan en gegroeid uit het gedachtengoed van emeritus F.J.P. Hendrickx een 40 tal jaren geleden.
Hij ontwikkelde het “tetraëdermodel” waar elke mens, elk individu in past binnen zijn individuele context en het groter geheel van de mensheid.

“De theoretische grondslagen van de KOH vormen op de verschillende niveaus van abstractie, fysiologisch, neurologisch, kinesiologisch, epistemologisch, psychologisch en filosofisch, een coherente, omvattende en tegelijk sterk gedifferentieerde visie op het functioneren, het gedrag en de ontwikkeling van de complexe menselijke persoonlijkheid.”
De KOH is gebaseerd op "de functionele drie-eenheid persoon-lichaam-wereld".1 http://www.vkoh.be/p3_20-De-theoretische-grondslagen.aspx

Emeritus F.J.P. Hendrickx ontwikkelde 3 modellen:
1. Het Tetraëdermodel van het gedragssysteem
2. Het Pirmamidemodel van de leefwereld
3. Het Structurele koppelingsmodel: de moter van Leven, Kennen, Voelen en Handelen

II.2.1. De theorie

II.2.1.1. Het Tetraëdermodel van het gedragssysteem
Het topologisch tetraëdermodel volgens F.J.P. Hendrickx biedt, als universeel functioneel structuurmodel van het gedragssysteem:
een schematisch en expliciet overzicht op de structureel-functionele complexiteit en de topologische organisatie van het persoonlijke gedragssysteem.
Complementair aan dit gedragsmodel helpt de universele complexe orthogenetische ontwikkelingstheorie om zicht te krijgen op het, al dan niet verstoorde, spiralende verloop van de individuele ontwikkeling.

Uitgaande van de expliciet geformuleerde inzichten in de universele werking van het menselijke gedragssysteem en de daarmee verbonden universele ontwikkelingsdynamiek, wordt het mogelijk voor elk persoonlijk gedragssysteem een verklarende probleemanalyse door te voeren. De resultaten hiervan kunnen als leidraad dienen voor een relevante en daarom doeltreffende, individueel bepaalde ontwikkelingsbegeleiding, ontwikkelingshulp of ontwikkelingstherapie.

We plaatsen de mens in het tetraëdermodel van het gedragssysteem volgens F.J.P. Hendrickx:

II.2.1.1.1. Vier Basisfuncties:
De 4 basisfuncties zijn steeds met elkaar verbonden en kunnen niet elk afzonderlijk functioneren.

Als we aan één van de basisfuncties raken bewegen de andere drie basisfuncties mee:
    A. Psychodynamische is een overkoepelde basisfunctie, zij integreert alle volgende basisfuncties tot één persoonlijk gedragssysteem. Zij bepaalt ons streven, onze gedragscontrole en ons karakter.

    B. De psychofunctionele basisfunctie gaat over het kennen, onze intelligentie en onze cognitieve stijl.

    C. Psychomotorische basisfunctie deze bepaalt ons kunnen, onze handelingscompetentie, onze bewegingsstijl en handelingsstijl.

    D. Psychosomatische basisfunctie gaat over hoe wij (over)leven, onze gezondheid, ons temperament.

II.2.1.1.2. Vier Kernsystemen (A, T, F, D) -- > elk onderverdeeld in drie deelsystemen:
Elke basisfunctie heeft een kringproces van vier interacties die verbonden zijn aan drie van de vier functioneel geïntegreerde Kernsystemen.
Elk Kernsysteem is onderverdeeld in drie deelsystemen.

1. het Affectief Waardensysteem (A) zijn de persoonlijke waarden en het evalueren van de eigen ervaringen
- biologische noden: zoals eten en drinken
- cognitieve interesses: zoals lezen, cultuur, natuur
- persoonlijke zijnswaarden: het "wat is voor mij belangrijk?"

2. het Tonisch Actiesysteem (T) is het lichamelijk uitvoeringssysteem onderverdeeld in
- Het vitale energiesysteem: onze biotonus
- het sensomotorisch bewegingssysteem: hoe we ons actief toewenden
- het affectief-tonische accomodatiesysteem: wat betekent: het reactief verwerken van bijvoorbeeld stress

3. het Formeel-Cognitieve (of Fenomenologisch) Situatiessysteem (F) relevante aspecten uit de omgeving herkennen en interpreteren, ... waardoor onze persoonlijke wereld gevormd wordt:
- informatiecomplexiteit: bewust denkveld
- affectief-emotionele kleur: subjectief betekenisveld
- actieveld: ons kader waar binnen wij functioneren

4. het Dynamisch-Cognitief Strategisch systeem (D) bepaalt de strategische flexibiliteit van ons gedrag. Het bevat:
- biologische strategieën
- handelingsstrategieën
- mentale-, denkstrategieën

DE MOTOR VAN HEEL HET SYSTEEM IS HET AFFECTIE WAARDENSYSTEEM (A).

II.2.1.1.3. Een Kringproces bestaat uit 4 fasen:
Binnen elk van de 4 basisfunctie vindt er een kringproces van 4 fasen plaats.

1ste fase is de fase van de voorstructurering
2de fase is de fase van de oriëntatie, de doelgerichtheid
3de fase is de fase van de organisatie, de doelmatigheid, de efficiëntie, het rendement
4de fase is de fase van de uitvoering, de doeltreffendheid, de effectiviteit

A. In de psychodynamische basisfunctie bestaat het kringproces, de 4 fasen, uit interactie tussen de volgende 3 kernsystemen:
- het affectief waardensysteem (A) als persoonlijk waardensysteem (zijnswaarden)
- het formeel situatiesysteem (F) dat de affectieve kleur van de situatie bepaalt
- het tonisch actiesysteem (T) als reactiviteitssysteem

Met andere woorden ons gedrag is gebaseerd op volgende 4 fasen, kringprocessen:

1ste fase van voorstructurering:
We hebben een motivering en doelstelling vanuit onze zelfervaring, affectieve voorstructurering van de situatie op basis van vroegere ervaringen en gestemdheid. Deze bepaald de affectief grondkleur in de actuele leefsituatie.
A, persoonlijke zijnswaarden ⇢F, affectieve kleur

2de fase van oriëntering, doelgerichtheid:
Ons lichaam reageert met een bepaald engagement op een bepaalde manier vanuit de affectieve kleur in de leefsituatie. Ons lichaam reageert op een doelgerichte manier met het tonisch aanpassingsvermogen, stresstolerantie.
F, affectieve kleur ⇢T, reactief verwerken

3de fase van organisatie, doelmatigheid, efficiëntie, rendement:
Daarmee ontstaat er een affectieve zelfevaluatie, ons zelfbeeld, ons zelfrespect, zelfvertrouwen, faalangst, zelfkennis, zelfkritiek, machteloosheid, schaamte, ...
T, reactieve verwerking ⇢ A persoonlijke zijnswaarden

4de fase uitvoering, doeltreffendheid, effectiviteit:
Door ons zelfbeeld gaan wij efficëent onze situatie aanpassen en het nieuwe integreren in onze leefsituatie met een positieve gemotiveerdheid voor vernieuwde, opbouwende doelstellingen. Of we gaan ons afsluiten, ontwijken de veranderingen, vluchten, ervaren tegenstrijdige impulsen, geraken gedemotiveerd. Er is geen prestatiemotivatie en initatiefname meer, maar een gebrekkig doorzettingsvermogen. Deze fase handelt dus over alle facetten van gedragscontrole.
A, persoonlijke zijnswaarden ⇢ F, affectieve kleur

De psychodynamische basisfunctie integreert alle andere basisfuncties tot één persoonlijk gedragssysteem, dat het individu toelaat de wereld consequent tegemoet te treden als een functioneel geheel.
Zij bepaalt onze eenheid en de uiteindelijke gerichtheid van ons gedrag, ons streven, ons karakter.
De stijl van het persoonlijke gedrag, de wijze waarop wij de psychosociale wereld tegemoet treden wordt bepaald door het karakter dat, op basis van het aangeboren temperament, gevormd wordt door de levenservaringen en zich onbewust uitdrukt in de affectieve lichaamstaal (cursus 2008)

B. In de psychofunctionele basisfunctie bestaat het kringproces, de 4 fasen, uit interactie tussen de volgende 3 kernsystemen:
- het dynamisch-cognitief strategische systeem (D) vanuit de deelfunctie mentale strategieën
- het formeel situatiessysteem (F) vanuit de deelfunctie van de informatie complexiteit
- het affectief waardensysteem (A) vanuit de deelfunctie cognitieve interessen

Met andere woorden ons gedrag is gebaseerd op volgende 4 fasen, kringprocessen:
1ste fase van cognitieve voorstructurering:
we hebben een bepaalde cognitieve strategie uit vorige ervaringen en die gaan we expliciet re-classificeren, herbekijken.
D, mentale strategie ⇢ F, informatie complexiteit

2de fase van oriëntering, doelgerichtheid:
onze planning, ... is gebaseerd op de gevonden relevantie-bepaling, is het interessant, boeiend, aantrekkelijk? Dit is een persoonlijke cognitieve betekenis toekennen de situatie.
F, informatie complexiteit ⇢ A, cognitieve interesses

3de fase van organisatie, doelmatigheid, efficiëntie, rendement:
vanuit onze interesses gaan we een zekere selectieve aandacht geven, waardoor er een gepaste mentale strategie ontstaat, we organiseren ons handelen met een bepaalde doelmatigheid, efficiëntie, rendement
A, cognitieve interesses ⇢ D, mentale strategie

4de fase van uitvoeren, doeltreffendheid, effectiviteit:
vanuit onze strategie gaan we de cognitieve situatie analyseren en synthetiseren. We begrijpen en zoeken doeltreffende en effectivieve oplossingen. Dit alles wordt geïntegreerd in het geheel van vroegere ervaringen.
Het psychofunctioneel basissysteem gaat over het kennen, onze intelligentie en onze cognitieve stijl
D, mentale strategie ⇢ F, informatie complexiteit

C. In de psychomotorische basisfunctie bestaat het kringproces, de 4 fasen, uit interactie tussen de volgende 3 kernsystemen:
- het tonisch actiesysteem (T) namelijk het sensomotorisch
- het formeel situatiesysteem (F) het actieveld
- het dynamisch-cognitief strategische systeem (D) de handelingsstrategie

Met andere woorden ons gedrag is gebaseerd op volgende 4 fasen, kringprocessen:
1ste fase de voorstructurering:
de basale, motorisch-cognitieve voorstructurering van ons actieveld, onze actieve toewending met ons motorisch lichaam.
Met andere woorden: de stilzwijgende kennis die ons lichaam bezit.
T, sensomotorisch ⇢ F, actieveld (kader)

2de fase van oriëntatie, doelgerichtheid:
het ontwerp van de tijdruimtelijke oriëntatie van de situatie-specifieke geplande handeling. Het doelgericht gebruiken of vermijden van personen, object, ...
F, actieveld ⇢ D, handelingsstrategie

3de fase van organisatie, doelmatigheid, efficiëntie, rendement:
de organisatie van een adequaat bewegingsplan
D, handelingsstrategie ⇢ T, sensomotorisch

4de fase van uitvoering, doeltreffendheid, effectiviteit:
het doeltreffend uitvoeren van de geplande beweging met eventueel bijsturing, multi-modaal gestuurde met een effectiviteit in uitvoering van het lichaam met directe perceptie
T, sensomotorisch ⇢ F, actieveld

D. In de psychosomatische basisfunctie bestaat het kringproces, de 4 fasen, uit interactie tussen de volgende 3 kernsystemen:
- het affectief waardesysteem (A) de biologische noden
- het tonisch actie systeem (T) de vitale energie
- het dynamisch-cognitief strategische systeem (D) de biologische staat

Met andere woorden ons gedrag is gebaseerd op volgende 4 fasen, kringprocessen:
1ste fase voorstructurering:
dit is de actuele vitaal-energetische toestand, onze biologische huishouding met de eventuele metabolische tekorten of overschotten (voedingsstoffen, zuurstof, bloed, ...)
T, vitale energie ⇢ D, biologische staat

2de fase van oriëntering, doelgerichtheid:
zij bepaalt onze vitaal-somatische lichaamsbeleving op basis van de affectieve evaluatie van de vitaal-energetische toestand van ons organisme
D, biologische staat ⇢ A, biologische noden

3de fase van organisatie, doelmatigheid, efficiëntie, rendement:
deze zorgt voor de vitale lichaamsbeleving passende efficiënte organisatie van de nervale en hormale activering en bepaalt ons waakzaamheidsniveau, onze aandacht, onze actie, ons vitale tempo, onze kalmte, geïrriteerdheid, labiliteit, ...
A, biologische noden ⇢ T, vitale energie

4de fase van uitvoering, doeltreffendheid, effectiviteit:
deze zorgt voor de doeltreffende energiehuishouding door effectieve aanpassingen van de stofwisselingsactiviteit in functie van de noden. Zij verschaft de vitale energie, uithouding en spankracht voor het goed blijven functioneren van het gehele systeem.
T, vitale energie ⇢ D, biologische staat

II.2.1.2. Het Piramide model van de Leefwereld
Het Piramide model van de leefwereld gaat over de verschillende leefwerelden, sferen die ons persoon en lichaam beïnvloeden.
Deze bestaat uit:

II.2.1.2.1. De 4 leefwerelden, Sferen:
A. De Sociosfeer is de psychosociale leefwereld
B. De Noösfeer is de leefwereld van het kennen en het leren
C. De Fysiosfeer is de materiele wereld
D. De Biosfeer is de biologische leefwereld

Deze 4 leefwerelden worden elk beïnvloed door 3 specifieke aspecten eigen aan hun sfeer.
Deze bestaan uit:

II.2.1.2.2. De 3 aspecten van:
A. De Sociosfeer:
a. de medemensen
b. de natuur
c. de cultuur

B. De Noösfeer:
a. de semantische inhoud
b. de syntactische ordening
c. de pragmatische presentatie

C. De Fysiosfeer
a. van de dingen
b. de ruimte
c. de tijd

D. De Biosfeer
a. de invloeden van stoffen
b. het klimaat,
c. de golven en stralingen

Deze 3 aspecten beïnvloeden ons:

A. SOCIOSFEER: de Psychosociale leefwereld bestaat uit medemensen, de natuur en de cultuur.
- Zoals het waardensysteem van thuis, personeel en leeftijdsgenoten.
- De gedragsnormen van thuis, op school, ... namelijk de opvoedingsstijl.
- Wat zijn de toekomstverwachtingen van het gezin, van de begeleiders, ...
- Samenstelling van klasgroep, vriendenkring, ...
- De samenstelling van het gezin, al dan niet echtelijke problemen. Het aandeel van de gezinsleden (grootouders, broers, zussen, ...) in het leefmileu.
- De leefgewoonten thuis, ...

B. NOÖSFEER: de leefwereld van het kennen en leren bestaat uit de semantische inhoud, syntactische ordening en de pragmatische presentatie.
- De inhoudelijke moeilijkheidsgraad van het aanreiken van leerstof in de klas, opdrachten thuis, ...
- Het intellectuele niveau van het thuismilieu en de omgeving is (leesvriendelijk, zelf iets mogen doen, ...)
- Het sociocultureel niveau (wordt er naar tentoonstellingen en musea gegaan, ...)
- De wijze waarop iets aangeboden wordt (gebruikte leermiddelen, didactische vormgeving, lessenroosters, leerkrachten, ...)

C. FYSIOSFEER: de Materiële wereld bestaat uit de wereld van de dingen, de ruimte en de tijd.
- Leefruimte thuis, in de buurt, op school, .... Hoe groot zijn de kamers, de buitenruimte, ... Is de verkeerssituatie veilig?
Duur en lengte van de weg naar huis, welk vervoermiddel
- Materiële gebruiksvoorwerpen: zoals auto, schrijfgerief, bril, eetservies, ...
- Tijdindeling: School, weekend, vrije tijd, zinvol tijdsgebruik, planning, tijdsdruk, ...

D. BIOSFEER: de Biologische leefwereld bestaat uit de invloeden van stoffen, het klimaat, de golven en stralingen.
- De kwaliteit van de voeding: al dan niet tekorten van voedingsstoffen, hormonen, vitamines, ...
- Het al dan niet nemen van medicatie (klassieke of alternatieve)
- De invloeden van al dan niet schadelijke stralingen en/of golven (RX, te luide muziek, ...)
- De invloeden van het klimaat waar je leeft (huistemperatuur, kledij dat je draagt, vochtigheidsgraad, ...)

Het 'Piramide model van de leefwereld' staat in interactie met 'het Tetraëdermodel van het gedragssysteem'.
Samen vormen zij de mens als persoon met zijn lichaam in zijn wereld.
"Elke basisfunctie levert in wisselwerking met het corresponderend aspect van de leefwereld, een heel eigen en essentiële bijdrage aan het gedrag."F.J.P. Hendrickx, uit cursus KOH

Als wij de tetraëder en de piramide maken uit papier, plastiek, hout, ...
En we leggen de 4 Basisfucties en de 4 Sferen juist op elkaar bekomen we een kubus.
A. De Sosiosfeer op de psychodynamische basisfunctie
B. De Noösfeer op de psychofunctionele basisfunctie
C. De Fysiosfeer op de psychomotorische basisfunctie
D. De Biosfeer op de psychosomatische basisfunctie

II.2.1.3. De Structurele koppeling = motor van Leven - Kennen - Voelen - Handelen
Dit schema van Structurele koppeling (gedrag) is de motor van Leven - Kennen - Voelen - Handelen. Dit is een bipolair interactieschema.
Een interactie van de menselijke persoonlijkheid, de binnenpool (driehoek), het tetraëdermodel van het gedragssysteem met het piramidemodel van de leefwereld, de buitenpool (vierkant).

Groen: In den beginne van het leven was er het Levend Organisme dat moest zorgen dat hij in leven bleef, daarom ging hij zich transformeren en assimileren aan zijn Objectieve Omgeving, wereld. Om zich zo te accommoderen, te overleven door voortplanting.

Oranje: Fylogenese evolutie: ontwikkeling van het menselijk ras, die door de evolutie heen leeft in de Menselijke Culturele Wereld en zo een evolutie als mens doormaakt.

Blauw: Tijdens de Ontogenese: de Individuele Persoon is in ontwikkeling en staat in interactie met zijn Persoonlijke Leefwereld.

Rose: Microgenese: De Ik Toewending in het Nu is een verwerving van handelingen in een Concrete Situatie in het Nu, waardoor in interactie vanuit deze Concrete Situatie Nu leren ontstaat naar de Toewending van het Ik Nu.
⇒ Dit alles is de structurele Koppeling Nu.

Met andere woorden: Er is een kringproces; De Individuele Persoon (blauwe driehoek) heeft een intentie naar de Toewending IK NU (driehoek rose) die zich in Toewending naar een Structurele Koppeling, (wit driehoek en vierkant samen) het Gedrag, waardoor er een Transformatie naar de Concrete Situatie NU (rose vierkant) ontstaat. Vanuit deze Concrete Situatie NU ontstaat er Assimilatie met de Persoonlijke Leefwereld (blauw vierkant). Vanuit deze Persoonlijke Leefwereld is er een Uitdaging naar de Concrete Situatie NU en wordt door Accommodatie naar de Structurele Kopping NU. Hierdoor ontstaat er een Kritische ervaring naar het Toewending IK NU. Vanuit deze Toewending IK NU is er een ontwikkeling in het Individueel Persoon.
Al de voorgaande cycli blijven van kracht.

Een kritische ervaring is een ontwikkelingsmoment, het groeimoment. Het ontstaat door het ontdekken, bewust worden en kunnen van een ervaring.
Bijvoorbeeld: Als je kijkt naar een baby die volop aan het experimenteren is tegen de zwaartekracht in.
De baby komt met zijn buik los van de grond door op handen en knieën te steunen. Hij oefent voortdurend, het wil maar niet lukken. Het moment dat hij het wel lukt, en hij weet en ervaart hoe hij het elke keer weer zelf kan, is de kritische ervaring.
Deze kritische ervaringen kunnen we maar opdoen als de pedagogische kloof niet te groot is.
Pedagogische kloof wil zeggen dat wat we van een baby / kind vragen niet te groot is. Bijvoorbeeld: Dat we niet vragen van een baby dat hij tegen de zwaartekracht in rechtop gaat zitten als hij daar fysiologisch helemaal nog niet klaar voor is. De pedagogische kloof is goed als de baby zelf het initiatief neemt om tegen de zwaartekracht in te gaan rechtop zitten.

II.2.2. Praktognositisch perspectief
De kritische ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx gebeurt vanuit het lichaam, het staat in contact met de persoon en de wereld. Deze drie-éénheid, lichaam-persoon-wereld, plaatst de KOH in een praktognostisch perspectief waarin het geleefde lichaam zijn verbindende rol speelt met de geïntegreerde buitenwereld.

De lichaamsgerichte begeleiding, therapie wordt hiërarchisch opgebouwd.
Ons lichaam en onze bewegingen ontwikkelen zich op een bepaalde manier.
Soms worden er stappen overgeslagen of worden we door de buitenwereld geforceerd om iets met ons lichaam sneller te doen dan wat de natuur ons meegeeft.
Met als gevolg dat we copingsmechanismen gaan aanleren. Op zich hoeft dit geen probleem te zijn. Doch, op latere momenten blijken sommige van deze overgeslagen fasen belangrijk te zijn om zich verder te kunnen handhaven in de wereld.
Met als gevolg dat wij deze overgeslagen fasen toch nog dienen aan te leren op een later moment. Dat verlaat aanleren vraagt veel meer tijd en investering van energie dan als we de tijd zouden gekregen hebben op het ideale moment.

Neem een voorbeeld van een baby: de baby draait zichzelf van rug op buik maar geraakt nog niet terug van buik op rug. De baby jammert, huilt uit frustratie, de verzorgers gaan allen in op dit gejammer en leggen de baby zelf terug op de rug. Op deze momenten leert de baby niet door de frustratie heen zelfstandig op zijn rug te gaan liggen. Nochtans zijn al deze kleine bewegingen als tussenstappen, die nodig zijn om de volgende stappen van het zich leren bewegen, van te leren kruipen, en zich op te richten, te kunnen doorlopen. Zoniet leert het kind dat hij steeds geholpen zal worden als hij jammert, en ervaart hij dat hij iets niet zelfstandig kan aanleren. Wat bepaalde patronen van (psychische) onzelfstandigheid bevordert.

Er zijn verschillende representatieniveau's:
1. het onbewust, aangeboren KENNEN, de instinctieve vorm van kennis
2. het voorbewuste KUNNEN, de doe-kennis, zoals oprichting, kruipen, staan, manipuleren,...
3. de bewuste KENNIS, verwoorden, rationaliseren, ...
Eerst wordt het Vitale Actielichaam gevormd en in gebruik genomen om zo met de Vitale Ruimte in contact te komen en terug te koppelen. Er ontstaat interactie.

We beginnen vanuit de Primaire Coördinatie Complexen - PCC genoemd. Er zijn 3 grondpatronen:

1. Primaire Sagitale Buiging en strekking, PSB
Een pasgeborene is helemaal afhankelijk van zijn omgeving. Het kan zich niet zelf bewegen naar de bron van voeding. Het is de bron van voeding die naar hem toe moet komen.
Het al dan niet sensitief, responsief reageren van deze bron bepaald hoe een baby zich zal gedragen.

Het lichaam is helemaal één. Het reageert als een globaal geheel, niets gedifferentieerd.
Als je een pasgeborene op zijn rug legt, blijft hij ook zo liggen. Als je hem op de buik legt blijft die zo liggen. Het enige dat hij zal doen is onbewuste bewegingen maken met hoofd, armen en benen.
Als hij zich goed voelt zal hij zich in coconhouding, foetushouding leggen, als hij gefrustreerd is en tijdens het huilen zal hij zich helemaal strekken. Dit is de Primaire Sagitale Buiging en Strekking (PSB)

2. Primaire Axiale Rotatie, PAR
Na ongeveer enkele maanden zal de baby zich proberen te draaien van de rug naar de buik en omgekeerd.

3. Primaire Laterale Buiging PLB

Nadien komen de Secunadaire Coördinatiecomplexen, SCC
Dit is een combinatie van
1. de primaire coördinatiecomplex
2. de ledematen die steunen op de grond.
Deze vormen samen de basismotoriek van de mens.

II.2.2.1. Corpo-structurele toewending en veldstructuur = Motorische - Cognitieve ontwikkelingsstadia.
F.J.P. Hendrickx bekijkt dit alles vanuit de corpo-structuurele toewending en de veldstructuur = Motorische - Cognitieve ontwikkelingsstadia.
Dit wil zeggen dat er een hiërarchische opbouw is vanuit het menselijk lichamelijk functioneren in relatie met het actieveld, onze leefwereld, de ruimte waarin deze beweegt. Of hoe de mens omgaat met deze cognitieve ruimte.
Het zijn lichamelijke ontwikkelingsstadia in interactie met de mentale ontwikkelingsstadia.

1. Corpostructuur: Eén Globale lichaamsorganisatie: alles is in rust of in beweging, toevallig contact of gericht contact is de trigger.
Veldstructuur: Topologisch veld: locatie via contact, het lichaam bepaalt het veld, contactruimte is rondom het lichaam; vinger in de mond, zuig/zoekreflex
Dit bestaat uit visueel, manueel, en instrumenteel contact.
⇒ Zelfvertrouwen, het ik-waarde gevoel wordt aangeleerd.
Bij negatieve ervaringen wordt het lichaam fragmentair, bijvoorbeeld retroknik in de nek en/of gaat het lichaam verstarren, bijvoorbeeld bij pijn.

2. Corpostructuur: Sagitalisatie: toewending in gesteunde oprichting; er is een voor- en achterkant, de achterkant is de steunkant, de voorkant is de actiekant. Hoofd en handen krijgen meer bewegingsvrijheid.
Veldstructuur: Objectaal veld: er is een oriëntatie naar een object = het object bepaalt de ordening in de ruimte. Kind zit op de schoot van moeder en moeder laat kind haar handen ontdekken.

3. Corpostructuur: Statische oprichting: niet ondersteunt, starre toewending. Ogen zijn gefixeerd en de blik is gericht op alles tussen de 2 handen van het kind, er komt stilaan een rondom veld. Er ontstaat een primair symmetrisch handgebruik. De romp is als een slurf = slurftoewending.
Veldstructuur: Objectocentrisch veld: Kind speelt met duploblokken, speelt daar geconcentreerd mee binnen zijn bliklijn en beide handen. Als de aandacht naar ander speelgoed gaat, gaat heel zijn lichaam en concentratie mee naar dit speelgoed terug binnen zijn bliklijn en beide handen. Het veld draait mee met het lichaam. Er ontstaat een primair symmetrisch handgebruik. Eenvoudige constructies zijn mogelijk door op elkaar aan te sluiten, zonder tussenruimte = objectaal ordenen.
Bij onvoldoende ontwikkeling ontstaan concentratiestoornissen, dwangmatigheid, poetswoede, controlefreaek, ...

4. Corpostructuur: Dynamische verticalisatie: hoge thoracale strekking en buiging. Meer oprichting, de ogen bewegen afzonderlijk, de handen reiken uit en manipuleren voorwerpen onder controle van de blik. Dynamische oog-handcoördinatie. Beginnende rotatie van romp, hoofd en ogen.
Veldstructuur: Sagitaal sectorveld: diepte en bliklijnordening, objecten kunnen op een afstand van elkaar in een bliklijn geplaatst en verbonden worden. Geleidelijk verbreding van sector- actieveld. Meerdere bliklijnen mogelijk maar steeds onafhankelijk van elkaar. De verbinding moet in de zelfde sector zijn.
Bij onvoldoende ontwikkeling op latere leeftijd kan men geen 2 verschillende dingen doen naast elkaar die niet iets met elkaar te maken hebben.

5. Corpostructuur: Rotatie axialiteit: Uitbreiding van rotatie romp, de lichaamsas tot 180 graden rotatie.
Veldstructuur: Corpocentrisch veld: Veld vanuit en rondom het lichaam, er is een actueel veld en een virtueel veld. Radiale-ordeningsprincipe, ordenen in lineaire volgorde is mogelijk.
Indien deze fase niet goed geïntegreerd is kan iemand veel omstoten of ongevallen hebben. Dit veld laat ook toe om spellend te gaan lezen. Alles wordt benaderd vanuit de 'ik' positie.
De scheiding tussen lichaam en de wereld wordt steeds groter.

6. Corpostructuur: Axiale bilariteit: de romp maakt laterale buigingen weg van de mediane as. Er ontstaat een lateraal contrast in de rompzone = betere aanpassing aan de omgeving.
Veldstructuur: Contrastveld: Laterale contrastvelden. Het ontstaan van links en recht als contrast met daartussen een niemandsland.

7. Corpostructuur: Corpo-medianiteit: Vanuit de lichaamsmediaan wordt de lichamelijke symmetrie geboren. Er is een symmetrische relatie tussen de twee lichaamshelften.
Veldstructuur: Mediaanveld: De middenlijn wordt het uitgangspunt voor de ordening van het actieveld. Er ontstaat een symmetrisch dubbelveld. Elk veld heeft zijn eigen werkrichting en draairichting. Het eerste tweedimensionaal veld komt kijken. Kind wordt bijna gedwongen om alles in symmetrie te doen. (24=42 b=d) Ontstaan van schuine lijnen.

8. Corpostructuur: Corpo-transmedianiteit: Kind leert de lichaamsas te overschrijden, de mediaan wordt afgezwakt en er is een discontigue torsie (hoofd gaat naar rechts en romp gaan naar links).
Veldstructuur: Transmedianiteit: ontstaan van gestructureerde overschrijding van de meridiaan. De overschrijding van de middenlijn veroorzaakt geen gevoel van chaos bij het kind.

9. Corpostructuur: Lateralisatie: Ontstaan van laterale functionele asymmetrie met een stabilisatiekant en een actiekant.
Veldstructuur: Gelateraliseerd veld: Het actieveld heeft een beginzijde waar de activiteit begint en een eindzijde waar de activiteit eindigt. Dit met een enkelvoudige werk- en draairichting afhankelijk van de laterale gerichtheid van het kind. (links of rechts). Enkelvoudig rekenen zoals optellen.

10. Corpostructuur: Complementair lateraal: Omwisselbare en aanvullende functionele asymmetrie.
Veldstructuur: Complementair lateraalveld: Complementaire werk- en draairichtingen zijn mogelijk. Tweezijdigheid, links en rechts zijn uitwisselbaar als beginkant.

11. Corpostructuur: Oppositionele organisatie: Oppositionele organisatie van het toewendend lichaam: links en rechts worden herkend bij de tegenoverstaande persoon.
Veldstructuur: Oppositioneel georganiseerd veld: oppositioneel georganiseerd actieveld. Virtueel bekijken vanuit iemand die tegenover jou staat. In het latere leven is dit vanuit een andermans standpunt zaken kunnen bekijken.

12. Corpostructuur: Polyvalent functioneel asymmetrisch: de organisatie van het zich toewendend lichaam zoals acrobatie. Zeer hoog niveau van lichamelijk functioneren, niet iedereen behaalt dit niveau.
Veldstructuur: Multidirectioneel georganiseerd veld: Een polyvalent lichaam in een polyvalente omgeving.
Zich makkelijk kunnen bewegen en eventueel aanpassen aan de levensomstandigheden en de noodzaken die het leven meebrengt.

II.3. Integratie van IP en KOH tot Integratieve Kritische Therapie (IKT), het 'Zon-Maan-Model'.
- Beide grote grondleggers dokter Kris Roose en emeritus F.J.P. Hendrickx zijn met de complete en complexe mens bezig gezien, gezien vanuit het ziektemodel en evoluerend naar een individueel ontwikkelingsmodel. Wat het voor mij heel boeiend maakt is dat zij elk vertrekken vanuit een andere invalshoek van de mens.
Dokter Kris Roose, Grondlegger van de Academie Integratieve Psychologie, vertrekt vanuit de psyche.
Emeritus F.J.P. Hendrickx, Grondlegger van de Kritische Begeleiding volgens Hendrickx, vanuit het fysiologische.

Voor mij zijn deze twee invalshoeken zeer complementair aan elkaar en bieden zij de mogelijkheid om elkaar positief beïnvloedend, geïntegreerd te worden in de praktijk.

- Beiden zien een wisselwerking tussen individu en zijn leefwereld.
IP: ik, de andere en de verschillende contexten waar wij in leven. Met onder meer de modellen van de functioneringswijzen, het sociaal ontwikkelingsproces en de niveau's van psych(iatr)isch functioneren en niet te vergeten de tekst van het constructieve denken als leidraad.
KOH: ik, mijn lichaam en de wereld. Met onder meer het Tetraëdermodel, het Piramidemodel van de leefwereld, de Gestructureerde Koppeling, en de Corpo-Structuur met het Actieveld.

- Beiden zien dit als een cyclisch gegeven, een groeimodel dat nooit stilstaat en dat steeds in beweging is en blijft groeien en bloeien als de voedingsbodem daarvoor aanwezig is. Het leven is nooit af.

- Beiden zien “zich fundamenteel goed voelen en gelukkig zijn” als gevolg van groeien en bloeien.

- Beiden gebruiken de evolutieleer, wiskundige modellen, filosofie, en psychologie als basisgegevens om mensen te helpen groeien en bloeien.

Beiden ontwikkelen en bestendigen optimale groei op persoonlijk vlak, sociaal vlak, in de werkcontext, enz. 

- Beiden zetten zij de persoonlijke mens centraal en erkennen en waarderen zij hoe iemand op dat moment is en functioneert. Beiden zeggen dat elke mens altijd binnen zijn optimale mogelijkheden op dat moment functioneert. Emeritus F.J.P. Hendrickx formuleert dit als "het kind heeft altijd gelijk".

- Beiden kijken naar het kind, de volwassene vanuit het constructief perspectief: wat kan dit kind, deze mens, deze persoon NU. (en niet vanuit het perspectief van niet kunnen)

In Centrum Zon-Maan vzw, integreren we de modellen van beide vorsers, het zijn de fundamenten geworden van onze werking.
Concreet wil dit zeggen dat er een voortdurende wisselwerking is met de Integratieve Psychologie met de Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx.
Ik kan hierbij stellen dat ik daarbij concreet werk met alle modellen die in deze thesis voorkomen: het functioneringsmodel, groeimodel, sociaal ontwikkelingsmodel, het Tetraëdermodel, het Piramidemodel, Structurele Koppelingsmodel en de Motorisch - Cognitieve ontwikkelingsstadia volgens J.P.F. Hendrickx.
De drempel naar therapie - begeleiding wordt daardoor als veel kleiner ervaren door cliënten. Want zij ervaren zichzelf bij deze geïntegreerde benadering weer veel meer als een normaal, modaal wezen met constructieve groeimogelijkheden en groeiend zelfvertrouwen en zelfbewustzijn.

III. IN DE PRAKTIJK

Het 'Zon-Maan-Model', Integratieve Kritische Therapie (IKT), verloopt als volgt in de praktijk.
De intake gebeurt door de integratie van:
- identificatie van de client, zijn huidige gezinssituatie
- het kritische probleemanalyse-model van KOH, probleemgebieden komen aanbod zoals bijvoorbeeld: Vitale problemen = psychosomatisch; motorische problemen = psychomotorisch; leerproblemen = psychofunctioneel; gedragsproblemen = psychodynamisch.
- evaluatie in de huidige toestand en in de voorgeschiedenis (IP en KOH)
- welke hulpverlening en ervaring heeft de cliënt?
- biografisch verloop van de belangrijke aspecten van de levensloop (IP en KOH)
- familiale anamnese
- beoordeling van de huidige psychische toestand volgens de functioneringswijzen (IP)
- situering in Piramide Model Psych(iatir)isch functioneren (IP)
- genogram van de cliënt
- MBTI (Myers-Briggs Type Indicator) vragenlijst bij kinderen en jongeren: deze wordt ingevuld door het kind zelf (met hulp indien nodig van therapeut), papa, mama (elk afzonderlijk)

III.I. Casus J.
Aanmelding: J. is 6 jaar en komt samen met mama en papa.

Belangrijkste problemen:
J. is een zeer angstig geworden jongen,
hij huilt voor het minste,
als er onverwachts iets verandert in een situatie heeft hij heel veel moeite om zich te adapteren aan het nieuwe.
Dit gaat gepaard met onrustig gedrag zowel verbaal als fysiek.
Twee jaar geleden zijn zijn ouders uit elkaar gegaan
na een vechthuwelijk van 5 jaar. Het vechten was vooral
een machtsstrijd op emotioneel niveau. Dit schooljaar is hij naar
het eerste leerjaar gegaan.
Vriendjes heeft hij bijna niet op één na, deze heeft hij reeds vanaf de eerste kleuterklas.
Als mama en papa nog thuis samen waren was hij een rustige en vrolijke jongen, hij bracht op zijn manier humor in het gezin.
IQ test geeft normale begaafdheid van 112.
Verdere onderzoeken van diagnostische centra geven geen specifieke diagnose.

Verwachtingen:
Therapie in het centrum vooral voor de jongen:
met doel zodat hij zich beter leert uitdrukken,
gevoelens leren kennen en onderscheiden,
verwerken van de scheiding,
Oudertherapie:
Beide ouders zijn bereid om J. te steunen en willen zelf ook begeleiding in dit proces.

Integratieve Kritische Therapie verloopt als volgt:
De intake gebeurd door gebruik te maken van het kritische probleemanalysemodel van KOH, probleemgebieden komen aan bod zoals bijvoorbeeld: Vitale problemen = psychosomatisch; motorische problemen = psychomotorisch; leerproblemen = psychofunctioneel; gedragsproblemen = psychodynamisch.

Observatie:
Ik merk dat J.
linkshandig is. Hij zit
voorover gebogen over het blad.
Zijn hoofd heel dicht bij het blad.
Hij tekent van beneden naar boven. Zijn kindje-boom-huis staan
helemaal onderaan van het blad. Hij heeft de balpen
met driepuntsgreep vast, mooi met duim, wijs-en middenvinger.
Als J. het nodig acht,
verlegt hij zijn hand en arm om verder te tekenen.
Het tekenen zelf gaat vlot.
Hij is heel aandachtig bezig,
maar heel af en toe kijkt hij naar mij en
gaat direct verder zonder vragen te stellen. Bij het tekenen van
tekenlijnen gebeurt deze van rechts naar links
en van onder naar boven.
Het kindje is kleiner dan de boom,
het huis is het grootst getekend.
Het kindje heeft zeer grote voeten en
een lange nek. De boom
heeft bladeren en
er zit een vogel in. Het huis
heeft een schouw
met rook die naar links gaat,
ramen zonder gordijntjes,
de voordeur staat rechts.

Interpretatie:
Vanuit zijn linkshandigheid kan ik zeggen dat J. de wereld anders bekijkt in onze westerse rechtse maatschappij,
dat zijn twee hersenhelften op een andere manier samenwerken dan de modale westerse mens.
Het vraagt extra inspanningen om te leven in een rechtse maatschappij
en kan ook maken dat hij met interne conflicten zit.
Hij voelt de dingen anders aan dan deze die hij ziet en waar hij actie bij uitoefent.
Op school ervaart hij de rechtse richting als onnatuurlijk (lezen en rekenen zijn maar enkele voorbeelden).

Zie psychomotorische basisfunctie:

Ons gedrag is gebaseerd op volgende 4 interacties, kringproces:
1. Voorstructurering: vanuit het sensomotorische, zijn gestolde kennis, gaat deze jongen na wat hij weet hoe een kindje-boom-huis eruit ziet, dus via motorisch-cognitieve voorstructurering T⇢F
2. Doelgerichtheid: vanuit zijn actieveld, zijn blad en balpen, gaat hij op een bepaalde manier tekenen, kindje-boom-huis plannen, situatie-specifiek handelingsplan F⇢D
3. Doelmatigheid: vanuit zijn handelingsstrategie gaat zijn lichaam zich klaar maken om te tekenen, balpen vast nemen op een bepaalde manier en blad goed leggen D⇢T
4. Doeltreffendheid: nu gaat de jongen het tekenen van kindje-boom-huis doen, hij voert dit op een bepaalde manier uit T⇢F
Onmiddellijk gaat hij steeds terug door met het kringloopproces elke keer hij een lijn, een kringetje, enz. zet op het blad.

Volgens het Kris Roose model, S. Freud, zou J. in de fallische fase van de kinderlijke zijnsvorm moeten zijn:
De fallische fase situeert zich bij het kind tussen vier en zes jaar.
Tijdens deze fasen is de jongere bewust van zijn waarde, althans op bepaalde gebieden waarop hij zich sterk voelt, en aarzelt niet om deze kwaliteiten ten toon te spreiden en aan te wenden.
Als het moet wil hij zelfs meer aandacht geven aan de schijn dan aan het wezenlijke, en hier en daar zelfs liegen of opscheppen.

Ik ervaar J. meer in de anale fase met regressie naar orale fase.
Namelijk het snel huilen,
het angstig zijn.
Verbale en non-verbale agressie.

Therapie:
Psycho-educatie komt aan bod (vooral voor de ouders),
de echtscheiding komt aan bod bij zowel J. als de ouders,
gevoelens en emoties komen aan bod.
We doen dit op een creatieve manier
via tekenen,
knutselen,
dansen,
bewegen van het lichaam,
de spanningen leren erkennen in het lichaam,
poppen,
duplopoppetjes,
verhalen,
dieren.

In zijn starre toewending naar spelen en tekenen,
werk ik met hem vanuit het Objectocentrische veld,
het rondomveld dat J. kent.
Van daaruit gaan we verder werken naar het Sagitale sectorveld.
Dit doen we met behulp van matjes en de blokken.

Einde therapie:
Na een half jaar wekelijks en de laatste twee maand, maandelijkse therapiesessies, kunnen J. en zijn ouders alleen verder.
J. is verbaal enorm veranderd.
Hij kan op een rustigere manier zeggen wat er in hem omgaat.
De angstaanvallen zijn heel sterk verminderd.
De scheiding is ruim aan bod gekomen waardoor
hij beter begrijpt waarom hij bepaalde gevoelens heeft.
De ouders zijn zich bewust geworden
van de invloed van hun manier van omgaan met elkaar op J.
Ook het feit dat papa zichzelf herkent in zijn zoon, namelijk oa.
het linksgericht zijn,
de wereld anders bekijken,
heeft veel geheeld in de relatie tussen hen.

III.2. Casus C.
Aanmelding: zoon C. 4 jaar met mama en papa die gehuwd zijn.
Dit gezin komt zich aanmelden voor therapie voor hun zoontje.
De jongen zit in de 2de kleuterklas, normale geboorte, brave baby, gaat naar school in G.

Doorverwezen: KOH-therapeut

Belangrijkste problemen, klachten:
C. is heel actief kind,
agressief,
moeder zwak begaafd,
vader kan geen neen zeggen.

Verwachtingen:
therapie thuis:
opvoedingsadvies geven,
therapie voor C op emotioneel niveau,
minder agressief zijn.

Integratieve Kritische Therapie verloopt als volgt:
De intake gebeurd door gebruik te maken van het kritische probleemanalysemodel van KOH, probleemgebieden komen aan bod zoals bijvoorbeeld: Vitale problemen = psychosomatisch; motorische problemen = psychomotorisch; leerproblemen = psychofunctioneel; gedragsproblemen = psychodynamisch.

Na uitgebreide bevraging van de ouders:
hoe de zwangerschap verliep,
hoe de geboorte verliep,
hoe C. zich motorisch en
cognitief ontwikkelde als baby en peuter
laat ik C. de tekening Kindje-boom-huis tekenen volgens KOH.

Observatie:
Ik zie dat C. tekent met zijn rechter hand,
hij gebruikt de drie puntsgreep,
zijn handje is bijna een vuist als hij tekent.
Het lijken heel onduidelijke dingen,
alles staat in het midden van het blad.
Het lijkt allemaal te zweven, geen grond.
Hij zit met rechte rug aan de tafel,
met linker hand op het blad.
Hij vraagt voortdurend of het okee is.
Tekent met tong uit de mond.

Interpretatie:
Tekenen met tong uit de mond kan wijzen op zekere lichamelijke spanning bij het tekenen,
afgeleid daarvan kan ik zeggen dat hij geconcentreerd bezig is.
Aangezien C. 4 jaar is tekent hij heel eenvoudig,
wat normaal is gezien de motorische en psychologische ontwikkeling op deze leeftijd.
Hij zit in het begin van de fase van vormgeving van het tekenen.
Aangezien C. nog steeds naar een andere KOH-therapeut gaat beslissen we in overleg dat zij de zaken
zoals de lichamelijke toewending vanuit ontwikkelingsniveau 2. Sagitalisatie, en het Objectiaal veld onder haar hoede neemt.
Zo ontstaat er geen pedagogische kloof
waardoor C. meer succeservaringen gaat opdoen.

Zie psychomotorische basisfunctie:
zie vorige casus.

Volgens het dokter Kris Roose model, S. Freud, C.
in de anti-aanpassing, kinderlijke zijnsvorm, de anale fase. (ts 2-4 jaar)
Hij is opstanding,
wil niet van een beker drinken,
wil alleen naar bed als hij dvd mag kijken,
weigert te luisteren naar mama,
Papa geeft gemakkelijk toe als C. iets wil. Zelfs als papa zelf vindt dat dit eigenlijk niet kan,
C. gooit zich op de grond en
wil zijn papa slaan.
Om C. te doen stoppen, geeft papa hem zijn zin.
Vroeger was C. een braaf kind en
nu zegt hij neen,
wil zijn eigen wil doordrijven.
De zindelijkheid loopt niet zo vlot,
regelmatig heeft C. nog een ongelukje in zijn broek en
weigert hij naar het potje te gaan.
Zijn eigen "ik" is volop in ontwikkeling.

Samengevat ontwikkelt C. zich normaal met zijn unieke kenmerken.

Therapie:
Om de problemen te reduceren gaan we werken met
psycho-educatie,
creatieve middelen,
verhaaltjes,
tekenen,
knutselen.
Met kinderboekjes vertel ik dat het heel normaal is dat hun zoontje zo reageert.
Dat hij volop zijn "eigen ikje" aan het ontdekken is. Maar dat het
aan hen is om duidelijke grenzen aan te geven.
Dat er drie dingen zijn die niet kunnen:
1. anderen pijn doen,
2. jezelf pijn doen en
3. iets stukmaken.
We gaan samen op zoek hoe we dit concreet kunnen benaderen.
Bijvoorbeeld de papfles afbouwen en leren van een beker te drinken thuis:
we maken samen met C. een kalender en
telkens hij uit een beker gedronken heeft mag hij een stempeltje zetten.
Wij gebruiken de duplo poppetjes om de situatie duidelijker te krijgen.
Ik leer hen de basis gevoelens kennen.
Samen met de ouders en C. gaan we tekenen,
vertellen,
knutselen we over hoe blij, bang, boos, bedroefd voelen
voor elk van hen en
hoe ze op andere manieren kunnen omgaan met emoties.
Na enige tijd komen ook gevoelens aan bod van woede, zich schuldig voelen, rustig zijn, angstig zijn, ...
We leren deze gevoelens ook in het lichaam te plaatsen en te voelen.
Dit is een mooie integratie met het werkt van de kinesist, KOH-therapeut.

Einde therapie:
Na negen maanden wekelijkse therapie kan dit gezin alleen verder met de hulp van de ouders van de papa.
C. kan zich verbaal beter uitdrukken.
Hij is rustigere geworden.
Papa geeft minder toe
C. drinkt bijna altijd van een beker alleen als hij ziek is drinkt hij nog van een fles
Mama kan bete met C. over weg.

IV. BESLUIT

Het schrijven van deze thesis is een hele boeiende uitdaging voor mij. Het is een heel groeiproces van leren, en het verwerken van theorieën om ze tot een verstaanbare manier te reproduceren. Ik ben zeker dat er tekortkomingen inzitten. De Integratieve Psychologie volgens Kris Roose, en de Kritische Begeleiding volgens Hendrickx onder de knie krijgen vraagt jarenlange groeiprocessen die nooit stoppen.
Ik ben er mij van bewust dat ik deze beide, krachtige, therapeutische strekkingen onrecht aan doe door deze zo gefragmenteerd, in een zeer beperkt aanbod te verwoorden. Toch heb ik het er op gewaagd. Het dwingt mij om stil te staan bij mezelf en hoe ik therapeutisch werk.
Met het schrijven van deze thesis kom ik tot het besluit dat, wat ik intuïtief aanvoelde als ik beide opleidingen volgde, plus wat ik in de praktijk ben gaan doen, inderdaad klopt. Namelijk, dat de complementariteit van beide therapeutische strekkingen, Integratieve Psychotherapie (IP) en Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx (KOH) zeer groot is.
Deze thesis duidt dus de concrete integratie aan van beide richtingen, zoals ik ze in Centrum Zon-Maan gebruik, integrerend bewerk, en als zinvol ervaar.
Al zijn de modellen die in dit werk aan bod komen, maar een summiere beschrijving van het duidelijke werkkader die beide theorieën apart, en samen geïntegreerd, kunnen aanreiken. Ik merk dat ik door integratie van beiden als therapeut ook blijf evolueren en verdiepen.

Ik heb gemerkt met de casussen te schrijven dat ik niet alles goed en juist kan verwoorden.
De uitdaging is om in de toekomst dit verder grondig te blijven doen en steeds kan blijven bijsturen.

Tijdens het schrijven, het steeds verbeteren en de inspiratie van eerlijke critici. Doopte ik de Integratieve Kritische Therapie (IKP) tot het 'Zon-Maan-Model'.

V. DANKWOORD

Dankbaarheid
intense rust vanbinnen
dansen in de maan
genietend van de zon

intense stiltes ervaren
vloeien met het water
groeiend met stevige wortels

intense dankbaarheid
om het leven zelf
bloeiend vanuit de ziel

Isa Deschuyteneer

- Dokter Kris Roose, mijn leermeester en grondlegger van de Academie voor Integratieve Psychologie, stagedocent, om me steeds met eerlijke en constructieve feedback te laten groeien.
- Emeritus F.J.P. Hendrckx, mijn gewezen leermeester en grondlegger van de Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx, zijn enthousiasme om me te laten groeien als KOH-therapeut.
- Peter Van Damme, mijn lieve echtgenoot, die mij steeds steunt in de meest moeilijke momenten, mij constructieve feedback geeft, meegeniet als ik mezelf overstijg, groei en bloei.
- Diane, Gerla, Mieke en Trisjen, mijn hartsvriendinnen, die me steeds weten te motiveren, kritisch mijn teksten lezen, verbeteren, suggesties geven.
- Goedele, Tanja: zij zijn veel meer geworden dan louter mijn intervisie collega's, ze hebben me heel hard geholpen om deze opleiding tot Integratief Psychotherapeut, psychanagoog vol te houden.

VI. LITERATUURLIJST

Deze literatuurlijst bevat een beperkt aantal boeken en links die mij geholpen hebben in de opleidingen 'Integratieve Psychotherapie' en 'Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx'.

VI. 1. Boeken
- Balans in beweging. Else Marie van den Eerenbeemt & Ammy van Heusden
- Cursus opleiding: Kritische Begeleiding volgens Hendrickx
- Cursus opleiding: Integratieve Psychotherapeut
- De Visie van Emmi Pikler. Anna Tardos
- Eigenaardig opvoeden. Met de persoonlijkheid van je kind als uitgangspunt. Paul D. Tieger, Barbara Barron Tieger
- Focussen gevoel en je lijf. Eugene Gendlin
- Gids voor gesprekstherapie. Mia Leijssen
- Grondbeginselen van de contextuele benadering. Ivan Boszormenyi-Nagy
- Mama en de lessen van de ziel. Irvin Yalom
- Psychiatrie Van diagnose tot behandeling. W. Vandereycken, R. Van Deth
- Psychologische gespreksvoering, Een basis voor hulpverlening. Prof. dr. G. Lang
- Psychotherapie Van Theorie tot Praktijk. W. Vandereycke, R. Van Deth
- Totaalcoachen. Begeleiden met Action Type®. Jan Huijbers, Peter Murphy
- Tussen geven en nemen. Ivan Boszormenyi-Nagy
- Zes psycholgogische stromingen. Eén client. Alie Weerman

VI.2. Links
- http://www.vkoh.be/p3_20-De-theoretische-grondslagen.aspx
- http://psy.cc/0000.html
- http://pikler.nl/